Kenmerken van de Amsterdamse Schoolstijl
Een handig overzicht van kenmerken van de Amsterdamse School.
In het thema: 'Wat is de “Amsterdamse School”' noemden R. Elink Schuurman en B. Lodewijks al enige algemene kenmerken. Het is een expressieve, fantasievolle stijl van bouwen. Accent ligt op de uiterlijke verschijningsvorm. Hieronder vatten de auteurs de belangrijkste punten samen in de vorm van een checklist.
-
Constructie
-
Als gewapend beton voor de constructie is gebruikt, dan wordt dat door een bekleding van bakstenen aan het oog onttrokken.
-
Bij gebruik van gewapend beton ligt vaak een accent op de horizontale lijnen.
-
De toepassing van baksteen is decoratief en kenmerkt zich door:
-
Meerdere kleuren baksteen.
-
Baksteen met verschillende vorm en textuur.
-
Afwisseling in de metselverbanden. Decoratieve sierverbanden komen veel voor.
-
Het metselwerk toont meestal diepe voegen. De stoot-voegen zijn echter vaak vol gevoegd, waardoor een horizontaal accent ontstaat.
-
In delen van het metselwerk zijn de stenen niet recht op elkaar geplaatst, maar iets ten opzichte van elkaar ver-schoven. Daardoor ontstaat een reliëf in de gevelwand.
-
Vlakke geveldelen worden afgewisseld met in- en uit-springende geveldelen. (Zie ook punt 3.)
-
-
- Ontwerp in grote lijn
-
Als een architectonisch geheel ontworpen met de omgeving. In Utrecht is dat te zien bij de Tolsteegbrug 1 (route 1 nummer 30 en 31).
-
Een expressieve en plastische vormgeving.
-
De hoofdopzet is symmetrisch.
-
Opvallender echter is de asymmetrie in de detaillering.
-
Rijke schaduwwerking door de open voegen in het metselwerk en de verspringingen in de gevelwanden.
Neude 11. (Route 1, nummer 1). Gecompliceerd metselwerk, horizontale accenten in kunststeen, bouwsculptuur |
- De hoeken
-
Op de hoeken is meestal de traditionele rechte lijn van de twee elkaar snijdende gevelvlakken doorbroken. De “hoek-oplossing” is belangrijk in de bepaling of een gebouw tot de Amsterdamse School moet worden gerekend of niet.
-
De hoeken zijn vaak hoger dan de middengedeelten van de gevels; soms zelfs torenachtige partijen. Ook het einde van een bouwcomplex in een langere rij gevels, wordt vaak op die manier geaccentueerd.
-
Er wordt gebruik gemaakt van concave en convexe vormen. Met name op de hoeken zijn die toegepast.
Van der Mondestraat 30. (Route 3, nummer 4). Toepassing van concave en convexe vormen |
- De straatwand, talrijke in- en uitspringende delen
-
Erkers en balkons.
-
Ramen en balkons zijn vaak decoratief in de gevel geplaatst. Het verwijt wordt wel gemaakt dat dat meer de compositie ten goede komt en mogelijk minder het woongenot.
-
Duidelijke accenten bij de trappenhuizen.
-
Inspringende, geaccentueerde portieken.
-
Een golvende daklijn.
-
Bij platte daken wordt de daklijn vaak geaccentueerd.
-
Ver naar beneden doorlopende afdaken.
-
Pannendaken zijn vaak zó steil dat zij een verlengstuk van de gevel vormen. Een bekleding van het hoogste deel van de gevel met pannen komt ook voor.
- Ingangspartijen
-
In een portiek zijn deuren vaak niet in hetzelfde vlak geplaatst, maar vormen zij samen (en met het gevelvlak) een stompe hoek.
-
Aan de vormgeving van de deuren is bijzondere aandacht besteed.
Jan van Scorelstraat 91-93. (Route 1, nummer 19). Bijzondere aandacht voor de ingang. Ornamenten gemaakt door Hildo Krop. |
- Ramen
-
Ramen hebben vele, vooral horizontale onderverdelingen. De maten van de afzonderlijke ruitjes zijn door deze “roedeverdeling” in horizontale richting (aanzienlijk) groter dan in verticale richting. Bij “opknapbeurten” en renovaties zijn de oorspronkelijke ramen nogal eens vervangen door grote ramen zonder roedeverdeling. “Makkelijker schoon te houden” is vaak het motief.
-
Ramen hebben vaak de vorm van een trapezium, schild of parabool.
-
Vaak wordt glas in lood toegepast.
- Bouwsculptuur
-
Overvloedig aanwezig, vooral bij gebouwen uit de periode voor 1925.
-
Mozaïeken.
-
Smeedijzer.
Willem van Noortplein 19. (Route 3, nummer 10). Siersmeedwerk. |
4. Bouwaardewerk in de vorm van keramiek of tegeltableaus.
5. Houtwerk.
6. Beeldhouwwerk.
- Bouwjaar
-
Tussen 1915 en 1930 de meest markante stijlkenmerken. Nadien soberder tot zeer sober. Door sommigen wordt 1923 (de dood van Michel de Klerk) als eindjaar beschouwd.
-
Na 1930 worden ook bruggen eenvoudiger; zelfs zonder de hoofdkenmerken, beeldhouwwerk, smeedwerk en metselwerk.
- Overig
Nobelstraat 4. (Route 1, nummer 7). Karakteristieke vorm bij de leuning van een trap. |
-
Interieurs en meubels waren vaak onderdeel van het ontwerp. Keukens en kasten met hetzelfde type houtwerk als bijvoorbeeld de raamkozijnen.
-
Huisnummers en andere opschriften.
-
Speciaal vormgegeven bloembakken aan de gevel.
-
Van straatmeubilair in Amsterdamse Schoolstijl zijn in Utrecht geen voorbeelden bekend. (In Amsterdam wel, bijvoorbeeld de brievenbussen van de voormalige Gemeente Giro, elektriciteitskasten en prullenbakken.)
Bron tekst en afbeeldingen: R. Elink Schuurman en B. Lodewijks; De Amsterdamse School in Utrecht. Vier wandel- of fietsroutes door de stad.