Indonesische invloeden in het Scheepvaarthuis
Het Scheepvaarthuis in Amsterdam wordt doorgaans gezien als het eerste voorbeeld van Amsterdamse School-architectuur. Dit kantoorgebouw huisvestte zes rederijen, waarvan vier naar de Nederlandse koloniën in Indonesië en Suriname voeren. En dat is te zien. Naast sculpturen van wat de rederijen zagen als 'zeehelden', zoals J.P. Coen, verwerkten de ontwerpers ook Indonesische elementen in het gebouw.
Kunst ontstaat nooit in een vacuüm, maar in een koloniale context spelen ook ongelijke machtsverhoudingen een rol. Zo ontdekte ik dat de voorstelling op een glas-in-loodraam in gebouw is overgenomen van een Balinese parba, geroofd tijdens de Bali-expeditie van 1906. Schoonheid en kolonialisme: ze zijn innig met elkaar verstrengeld in het Scheepvaarthuis.
Bovendien roepen de Indonesische invloeden in het Scheepvaarthuis de vraag op hoe we de Amsterdamse School waarderen. Want kunnen we in dat geval nog wel spreken van een Nederlandse architectuurbeweging? En wie beschouwen we als 'de' maker wanneer kunstvormen worden overgenomen en gekopieerd in een koloniale context?
Voor Aziatische Kunst schreef Melle van Maanen, curator van de tentoonstelling Indonesië en de Amsterdamse School, samen met Louise de Blécourt hierover een bijdrage.