Architectuur Biënnale Venetië 2014
De architectuur biënnale Venetië 2014 wordt dit jaar geleid door Rem Koolhaas. De thema's zijn: fundamentals, absorbing modernity en monditalia. De eerste twee thema's kunnen interessant zijn voor de deelnemers aan WENDINGEN.
‘Baksteen: wat zou je eigenlijk zelf willen?’ ‘Tja, het liefste wil ik een boog.’ ‘In een boog, hm…, dat is tegenwoordig niet zo makkelijk meer, het is duur en er zijn niet zoveel metselaars die dat nog kunnen. En trouwens, met een betonnen latei kunnen we hetzelfde doen voor veel minder geld en moeite. Dus baksteen, wat gaan we doen?’ ‘Ik wil een gemetselde boog!’
Deze anekdote, in de jaren zeventig verteld door de Amerikaanse architect Louis Kahn aan zijn studenten, heeft als moraal: respecteer je materiaal. Zelf kon hij als geen ander overweg met baksteen in zijn gebouwen.
Op de Biënnale van Venetië stelt curator Rem Koolhaas de vraag hoe in de deelnemende landen ‘de moderniteit is geabsorbeerd in de eeuw tussen 1914 en 2014’. In de meeste landenpaviljoens wordt deze vraag beantwoord met de – wat we nu zijn gaan noemen – geschiedenis van hun modernistische architectuur. Veel tijdlijnen dus in Venetië.
Was het maar zo makkelijk. Slechts een paar landen beschrijven de paradoxen die in de antwoorden zouden moeten zijn opgenomen. Ironiserend, zoals in het Franse paviljoen, waarin Tati’s film Mon Oncle de moderne villa als manipulator van de mens wordt opgevoerd. Maar ook serieus in de uitspraak van de meesterconstructeur en meestertekenaar Jean Prouvé, die al tekenend, zijn studenten voorhield het woord modern vooral niet in de mond te nemen, een gevaarlijk woord. Als je doet wat vandaag van je wordt gevraagd en je antwoordt met de middelen van vandaag, dan ben je vanzelf modern. Of in het Engelse paviljoen dat de ambiguïteit van de vraag naar moderniteit schitterend laat beginnen met een gedicht van William Blake (aan Arts and Craft gelieerd), die een New Jerusalem zou willen op de puinhopen van industrie en klassenstrijd. Het Engelse modernisme dat uiteindelijk ten onder is gegaan in New Towns als Milton Keynes en Cumbernauld. Vooral deze laatste speelt zijn ondergangsrol met verve als filmset voor de beklemmend wrede film van Stanley Kubrick: A Clockwork Orange. A Clockwork Jerusalem is dan ook de samenvattende titel van Engeland.
Op de Biënnale ben ik één beeld uit de Amsterdamse School tegengekomen en wel op de tentoonstelling in het hoofdpaviljoen, waar het hoofdthema van de Biënnale aan de orde is: fundamentals; architecture, not architects. ‘Een nieuwe verzameling van kennis die de vaak veronachtzaamde, maar vertrouwde architectuurelementen verkent, die iedere architect, overal en op ieder moment gebruikt: de vloer, het plafond, het toilet, etc…’ In de blakonzaal zien we de balkons van Margaret Staal-Kropholler in de Holendrechtstraat onder de subkop: modern vernacular ofwel modern in de landstaal. Met bakstenen in bogen.
Moraal van dit verhaal: hoe het met het modernisme is afgelopen weten we. Op modernisme volgde postmodernisme. Maar dan is er ook pre modernisme geweest. Misschien is dat wel een concept dat we kunnen gebruiken in de discussie op dit platform: ‘Is dit Amsterdamse School’?