Organisch
Hoe een tentoonstelling over zoöloog Ernst Haekel vragen opriep over het begrip 'organisch'.
Soms heb je het gevoel dat iets niet helemaal aan je verwachtingen heeft voldaan, maar kun je er niet de vinger opleggen. In dit geval lag het nog net iets anders, ik had namelijk niet eens door dat ik een andere verwachting had gehad. Ik heb het hier over de tentoonstelling over de zoöloog Ernst Haekel (‘Een zee van glas’ t/m 26 oktober 2014 te zien in het Glasmuseum, Leerdam), waaraan ik de positieve indruk van een veelzijdige tentoonstelling heb overgehouden. Allereerst is er de kennismaking met Haeckels grote boek Kunstformen der Natur, met daarin talloze nauwgezette afbeeldingen – iedere afbeelding op zichzelf het product van zovele uren van studie! Met zijn uitgave Kunstformen der Natur zou Haeckel vooral kunstenaars voor ogen hebben gestaan, aan wie hij de natuur als inspiratie wilde aandragen. Als vanzelfsprekend komen in Leerdam dan ook de kunstenaars aan bod. Een studietekening van Berlage met daarin zijn vertaling van de structuur van een organisme naar een vlakvullend patroon. Ook hangen er foto’s van het Scheepvaarthuis, waarop te zien is hoe de daar aan het werk gestelde kunstenaars het thema ‘zeemotieven’ hebben uitgewerkt erflastig aan, of geïnspireerd door, Haeckel.
Zoals ik al zei was het pas later dat ik me realiseerde dat er voor mij iets ontbrak. Wat niet zozeer met de tentoonstelling te maken heeft, als wel met mijn eigen referentiekader, waarin het woord natuurvormen gekoppeld is aan het begrip ‘organisch’. De betekenis die ik aan het woord organisch toeken, althans in de context waarin organisch wordt aangemerkt als inspiratiebron voor kunstenaars, ligt in het idee van het ‘organische principe’. Daarbij denk ik aan een uit verschillende elementen samengesteld geheel, waarbij ieder element van een wezenlijk eigen, onderscheiden karakter is, maar waarvan het karakter van het geheel onmiskenbaar organisch is. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het idee van het Gesamtkunstwerk, waarin verschillende disciplines of kunstuitingen de verbinding aangaan tot één onlosmakelijk geheel. Of ik denk aan de mogelijkheden die het expressionisme biedt om verschillende gevels of architectonische volumes een geheel eigen karakter te geven, gegrond in de onderscheiden functie van een bouwdeel of in relatie tot de stedelijke omgeving, en hoe al die verschillende gezichten tegelijkertijd één onlosmakelijk geheel vormen. Het mooiste voorbeeld van deze twee-eenheid van eigen karakter en verbintenis vind ik de prachtige hoekverbinding van twee straatgevels op de hoek J.M. Coenenstraat/Bartholomeus Ruloffstraat (Amsterdam, J.F. Staal), omdat het element van verbintenis hier zo sterk uitkomt.
De twee-eenheid van eigen karakter en samengesteld geheel vormt voor mij dus een wezenlijke betekenis van het begrip organisch. Aan het bestaan van een ander soort organische inspiratie – het meer letterlijke vangen van de vormen van de zee – wil ik echter geenszins afbreuk doen. Persoonlijk ben ik echter meer geneigd om de toepassing van zeemotieven (wanneer toegepast binnen een ontwerp volgens het organische principe) te lezen als een verwijzing naar het meer theoretische begrip van het organische principe. Vandaar ook dat de vele zeemotieven op de blokken van Michel de Klerk aan het Spaarndammerplantsoen mij zo goed op hun plek lijken als verwijzing naar het organische karakter van het geheel. Of de zeemotieven werkelijk zo bedoeld zijn zullen we natuurlijk nooit weten. Tot slot kan ik me hier geen toepasselijker woorden voorstellen dan die van dichteres Elly de Waard: ‘Als ik naar buiten kijk en ik denk die paddenstoelen lijken wel in de vorm, in de stijl van de Amsterdamse School gebouwd, dan snap ik die paddenstoelen beter.’