Ambacht en experiment 2
Per ongeluk geluk.
Michel de Klerk, Spaarndammerbuurt, Gele Blok, 1917 |
Semna van Ooy, Accidental Drawing nr. 5, 2013 |
Theo Janssen, Strandbeest uros kirn 8 apodiacula at the Silent Beach, 2013 |
Amsterdamse School Museum Het Schip richtte een subsidieaanvraag aan een prestigieus Amerikaans instituut. Uw redactie werkte hier hard aan mee. Wij zochten een goede Engelse term voor ‘ambachtelijke details’. Omdat het bij Het Schip van Michel de Klerk om meer dan ambachtelijke details in de strikte zin gaat, maar juist ook om de artistieke waarde en intentie, de symboliek, het nieuwe en de interpretatie van abstracte symbolen als kleur en materiaalgebruik. Het is immers in niets een traditioneel ambachtelijk gebouw. We kwamen op crafted details, maar dat werd afgekeurd door onze Engelssprekende hulptroepen. Uiteindelijk werd het architectural and artistic details, deeply rooted in trades and craft. Een draak natuurlijk, maar wel zeggend wat we bedoelen.
Kan een ambachtsman experimenteren? Is een ambachtsman niet gekluisterd aan zijn bestaande praktijken, traditie, ervaring of zelfs routine? We weten allemaal dat het antwoord volmondig ja kan zijn; ja hij kan zeker experimenteren. Misschien moeten we er wel aan toevoegen dat de experimenterende, naar vernieuwing van zijn ambacht zoekende, per definitie een kunstenaar is. Maar de spanning is voelbaar en dat is precies de essentie. De spanning van zoeken en maken tegelijk.
Over de Amsterdamse School worden vaak twee interpretaties tegenover elkaar gezet. De ene is dat de Amsterdamse School, al experimenterend – dat zeker, het einde van het traditionele bouwen heeft ingeluid en met de traditionele manier van bouwen ten onder is gegaan. De andere is dat de Amsterdamse School de weg naar de moderniteit heeft geopend, maar met tegengestelde middelen dan de architecten en kunstenaars van het Nieuwe Bouwen, van het Modernisme. De vlucht die het Nieuwe Bouwen later heeft genomen zou er dan in gelegen hebben dat deze ‘de eisen van de nieuwe tijd’ beter heeft doorgrond. In een wedstrijdje experimenteren kan men naar mijn mening tussen beide stromingen echt geen winnaar aanwijzen. We hebben inmiddels echter wel meegemaakt waar het functionalisme toe geleid heeft. Het ‘ontmaterialiseren’ van less is more en van form follows function was weliswaar reuze experimenteel, maar is uiteindelijk te veel op zoek gegaan naar de schoonheid van het industrieel vervaardigde product (Le Corbusier 1925 in L’Art Décoratif d’Aujourd’hui). Het functionalisme verwerd tot veelal zielloos form follows industry.
Ambacht én experiment, zoeken en maken tegelijk: waarin bestaat dan dat experimenteren? Kunstenaars als Gaudí, De Klerk, Kramer hadden een perfecte materiaalbeheersing, ze wisten precies wat ze deden, maar hóe deden ze dat? Is er een rechte lijn van bedoeling naar vorm, van tekening naar gebouw? Al analyserend, denkend en synthetiserend? Vergaderend, pratend, overtuigend? In workshops creatief denken? Of tekenend, kleiend, modellerend, rekenend?
Of is het toeval aandurven, kunnen toelaten, uitnodigen en er ontvankelijk voor zijn? Iets vinden waar je niet naar op zoek was (serendipiteit)? Hedendaagse beeldend kunstenaar Semna van Ooy introduceert in haar werk het veel betere begrip ‘Ongeveerkunde’. Je werkt met wat voorhanden is. Je kijkt waar dat heen gaat, je past je aan tussenresultaten aan, je doet een volgende ingreep. En denk aan de uitspraak van Harry Mulisch dat hij het gevoel had dat de roman zichzelf schrijft, slechts de hand van de schrijver ervoor nodig heeft. Of de Strandbeestenmaker Theo Janssen: ‘Ik probeer altijd mijn ideeën in die beesten te stoppen. Maar aan het eind van… als het beest klaar is dan zijn eigenlijk geen enkele van die ideeën van mij gerealiseerd. Het komt erop neer dat ik ’s morgens weliswaar met een prachtig idee naar mijn werk ga, maar dan word ik gecorrigeerd door de beperkingen van die buisjes en die leiden mij als het ware een andere kant op, je zou ook kunnen zeggen ze adviseren mij het toch anders te doen dan ik oorspronkelijk in mijn gedachten had. En dat pad wordt dan heel grillig want het is eigenlijk niet voorspelbaar wat die buisjes tegen mij gaan vertellen. En aan het eind van het verhaal dan is dat beest gebouwd en tegelijk is het dan ook zo dat, er is een soort schoonheid ingekomen waar ik zelf over verbaasd ben, die ik er niet in gestopt heb.’ Ambacht zonder experiment leidt tot traditionalisme.
Maar omgekeerd leidt experiment zonder degelijke ambachtelijke basis ook tot niets, zegt de nieuwe Stedelijk Museumdirecteur Beatrix Ruf in NRC DeLUXE van 23 april 2015, verwijzend naar Oskar Schlemmers Bauhaus-choreografie Gesture Dances uit 1927. ‘Het was vooral conceptueel gericht, niet zozeer op techniek. Het idee was dat dansers zich moesten bevrijden van de traditie, en dat techniek er niet zo toe deed.’ Ze lacht. ‘Dat is natuurlijk een misvatting. Je kunt pas vrij zijn als je de techniek beheerst. Daar waar de techniek vanzelfsprekend is, kan kunst pas interessant worden.’
Bij elk experiment hoort een maning. Wijdeveld waarschuwt in het openingsartikel van Wendingen voor het navolgen van het geniale van danseres Leistikow en architect De Klerk: ‘Hier is haar dans in aansluiting aan het modern streven naar individualisme, maar daarin ligt tevens het gevaar voor hen, die hare methode willen leeren. Dalcrose of Berlage zijn bestemd om als groote figuren de lijnen aan te geven, die allen mogen volgen. Leistikow is in haar dans als de Klerk in zijn architectuur, voor de omgeving eer een gevaar dan een steun, maar.. in hun individualisme groeit de verrukking der schoonheid.. en dan zwijgen de overwegingen en mogen wij alleen bewonderen.’