Portiekroosters van de Amsterdamse School
De Haagse portiek zoals toegepast door Amsterdamse School architecten en de creatieve manier waarop zij 'het gat' in de gevel dichtten.
De Haagse portiek is een soort portiek die, de naam zegt het al, in Den Haag is ontstaan. Hij is verbonden met de Nieuwe Haagse School, een bouwstijl die ruwweg tussen 1925 en 1940 bestond en gekenmerkt wordt door overstekende daken en rechte en kubistische vormen. Bij woonblokken van drie bouwlagen behielden de woningen op de begane grond hun entree op straatniveau, maar kregen de woningen op de verdiepingen een open portiek op de eerste verdieping. Dit week af van het gebruikelijke portiektype, waarbij alle woningen de voordeur aan de straat hadden, vaak vier deuren op een rij. Wie heeft de Haagse portiek in Amsterdam geïntroduceerd en van welke datum dateert het eerste exemplaar in Amsterdam? Dat is moeilijk vast te stellen. In ieder geval zien we al Haagse portieken of portieken die daarop lijken in het ontwerp van Margaret Kropholler voor de Holendrechtstraat uit 1921. Hoewel in andere blokken nog vaak het traditionele type wordt toegepast, verschijnt vanaf midden jaren twintig de Haagse portiek in menig (verstrakt) Amsterdamse Schoolblok, met name in Amsterdam Zuid (Rivierenbuurt, Apollobuurt, Stadionbuurt). Architecten als Rutgers en Westerman maken er op vrij grote schaal gebruik van.
In zijn basisvorm is de Haagse portiek een gapend gat in de gevel, slechts bedoeld om de portiek op de eerste verdieping van licht te voorzien. Dit deed een beroep op de creativiteit van de architecten om hier iets moois van te maken. Genoemde Kropholler verkleinde het gat door bakstenen rondingen links en rechts aan te brengen, een voorbeeld dat werd gevolgd door Franswa (Hoofdweg, 1925). Ernst Roest (Cornelis Krusemanstraat, 1923) dichtte het gat met glas in lood, Rutgers bracht op meerdere plaatsen een soort lantaarns aan.
Een andere oplossing wordt gevormd door het aanbrengen van een rooster. In zijn basisvorm gaat het om een recht-toe-recht-aan rooster met verticale en horizontale spijlen, maar in genoemde wijken in Amsterdam Zuid vinden we vaak zeer fraaie en kunstzinnige oplossingen, waaronder spinnen in een web (zie hoofdfoto, Jekerstraat, Blaauw) en halfronde art deco objecten (Churchill-laan, Rutgers). Zelfs de ontwerpen die dichter bij de eenvoudige oplossing van verticale en horizontale spijlen blijven, zien er toch vaak kunstzinnig en doordacht uit. Dit is met name het geval bij de portieken van Westerman (Lekstraat, Amstelkade). Ik noem hier de architecten, omdat zij vermoedelijk ook de roosters ontwierpen. In het Stadsarchief zijn namelijk bouwtekeningen te vinden van de architecten Baanders en Peters (opgenomen bij dit item) waarop roosters staan die overeenkomen met de uiteindelijke roosters, zodat ik vermoed dat ook andere architecten de roosters bij hun panden ontwierpen. Hoewel Haagse portieken in deze tijd ook wel in Amsterdam West werden aangebracht, overigens zelden in het gebied van Plan West, zijn roosters er zeldzaam. De enige exemplaren die ik ben tegengekomen bevinden zich in de Witte de Withstraat, Westerman). Opvallend is verder dat, voor zover ik kan nagaan, de vroegste roosters te vinden zijn in de straat waar de bovengenoemde Holendrechtstraat op uitkomt, namelijk in de Uithoornstraat (Kint, 1922).
Hoe noemen we deze roosters? Zij doen soms denken aan “grilles”, de roosters die voorop auto’s werden aangebracht. Ik heb gezocht in literatuur, maar het lijkt wel alsof er geen goede Nederlandse term voor is. Vandaar de naam: portiekroosters. Midden jaren dertig worden ze niet meer toegepast in nieuwe ontwerpen.