Amsterdamse School in Saendelft

Het is verleidelijk badinerend te doen over retro-architectuur. Maar als het nou eens geslaagd is…?


Zoek op Marktplaats op ‘Amsterdamse School’ en je stuit op ladingen voorwerpen waar a) de Amsterdamse School ver te zoeken is, en b) er voor het gemak een trits andere stromingen in de tekst genoemd worden. Een goedkope verkooptruc dus. En soms krijg je dat idee ook bij nieuwbouwwijken. Is er baksteen gebruikt? Misschien zelfs in meer dan één kleur? En is er wellicht sprake van een zeldzaam rondingkje? Nou: zet maar 'Amsterdamse School' in de verkoopbrochure - de mensen zijn er dol op! En alleen de puristische neuzelaar die erover struikelt.

Ben ik zo iemand? Een puristische neuzelaar? Aan het oneigenlijk gebruik van ‘onze term’ Amsterdamse School erger ik me inderdaad. Maar tegen het gebruik van de iconische architectuur als inspiratiebron voor nieuwbouw heb ik weinig. Als je toch gaat jatten, waarom dan niet iets wat mooi is? Dat bewees voor mij het Olympisch Kwartier eerder al (ook al heeft de invulling hiervan een laag plagiaat-gehalte), net als een opmerkelijk huisje in Huisduinen.

Wijken die vaak gememoreerd worden als goede voorbeelden van een ‘moderne Amsterdams School’ zijn Matissenhof/Het Nieuwe Glas in Hoorn, en Saendelft in Assendelft. Hoorn ga ik nog bezoeken en belooft een waar neo-AS-extravaganza te zijn. Maar eerst toog ik naar Saendelft. Beter gezegd: een stuk van de wijk Parkrijk. Het is hier dat ik met eigen ogen wil zien of dat nou werkt: zo’n neo-AS buurt.

Vinexjungle

Het is even zoeken in de Vinexjungle, maar de vlakken van verticale oranje dakpannen schitteren je op deze eerste zonnige dag sinds tijden van verre tegemoet. Want ja: er is hier op ruime schaal gebruik gemaakt van dakpannen als gevelbekleding, zo is direct duidelijk. Dat had makkelijk iets karikaturaals kunnen krijgen, maar dat doet het niet.

De eerste verrassing als ik er eenmaal ben? De straatnamen! De straten zijn hier namelijk vernoemd naar architecten als Staal, Dudok, Kropholler en Van der Meij. Maar ook relatief onbekendere architecten als Marnette, Blaauw en De la Croix worden geëerd. Mooi! Dat bijvoorbeeld De Klerk en Kramer ontbreken is wel een beetje vreemd; dat Berlage hier dan weer wel een straat heeft is op z’n zachtst gezegd opmerkelijk. (Die straat ligt overigens - daar is vast over nagedacht - wel aan de rand van de wijk…)

Tweede verrassing is de huisnummering. Op veel plekken hebben de bordjes een variant van de o zo herkenbare expressieve cijfers. Helaas is dit leuke stilistische detail niet in de hele wijk doorgetrokken. En bovendien hebben op diverse plekken obstinate bewoners ze inmiddels vervangen door een detonerend exemplaar. Ook een deel van de straatverlichting is in stijl en ik trof zelfs een brandweerkraan (?) aan die in de Gordel 20-40 niet zou misstaan.

Maar ik kom hier voor de huizen, een ontwerp van Architectenbureau Weeda van der Weijden. De eerste indruk is een goede. De huizen staan er alweer bijna twee decennia, maar dat is niet aan ze af te zien. Op de website van de architect wordt gesproken over 315 huizen in negen hoofdtypen, maar in feite zou je die typen grover kunnen onderverdelen in drie varianten: die met een plat dak met dakpannen als gevelbekleding, woningen met spitsboogvormige daken, en losstaande huizen met schilddaken met antracietkleurige dakpannen die overlopen in de gevel.

Indruk

‘Wat gaat er door je heen’, is de originele vraag die ik mezelf stel als ik door het wijkje banjer. Nou, het is eigenlijk ongelofelijk leuk! De detaillering die de originele Amsterdamse School vaak kenmerkt ontbreekt hier weliswaar, net als enige plastische vormen. Maar het is onmiskenbaar Amsterdamse School en het heeft een vriendelijke uitstraling. Het scheelt natuurlijk dat het een mooie dag is. En wat ook scheelt is dat het groen - zo ontzettend beeldbepalend voor de uitstraling van een buurt - goed aanwezig is; druk kwetterende vogels incluis. De spitsboogvormige gevelhuizen doen aan Hurks en Van Sevenhuijsen denken; de torentjes aan Berlage en Van Epen. De grootste typen zouden - indien nog een maatje groter - niet misstaan in Oud-Zuid. Ik betrap mij er zelfs op dat ik van een van de ‘dakpannen straatjes’ - met aan weerszijde weelderige bomen - een soort ‘Burgemeester Tellegenstraat gevoel’ krijg.

Niet alleen qua bouw, maar ook stedenbouwkundig is het verre van saai. Hier geen recht-toe-rechtaan straten, maar verrassende hoekjes en doorgangen, een aantrekkelijk lommerrijk pleintje en veel groen. Geen wonder dat het hier zo kinderrijk is. Er is zelfs nagedacht over de achterkanten. De goedkopere exemplaren hebben schuurtjes met gepotdekseld hout; bij de duurdere exemplaren zijn die uiteraard geheel in baksteen opgetrokken.

Enfin

Is het origineel? Nee. Maar dat stoort geenszins. Het scheelt natuurlijk dat zo’n ‘ontzettend opzichtig leentjebuur bij de Amsterdamse School spelen wijk' relatief zeldzaam is. Je moet er niet aan denken dat elke Vinexwijk er zo uit zou zien. Maar is het ook mooi? Subjectief natuurlijk, maar ik zeg: ja. En het is een stuk interessanter dan 90% van de overige Vinexbouw. Er is niks mis met goed jatten. Deden ze dat de vorige eeuw niet ook al volop...?

Zoeken in blog