Eduard Cuypers. Leven & Werk

Puur op basis van zijn oeuvre hoort Eduard Cuypers Leven & Werk niet op Wendingen thuis, ware het niet dat zijn bureau een cruciale rol speelde in het ontstaan van de Amsterdamse School.
Het is een imposant gezicht: de twee lijvige (totaal bijna 800 pagina’s), fraai uitgevoerde boekwerken in cassette die samen Eduard Cuypers Leven & Werk vormen. Terwijl het ene boek (Eduard Cuypers Leven & Werk. Gebouwd oeuvre in Nederland) een overzicht biedt van alle door Eduard Cuypers (1859-1927) in Nederland ontworpen bouwwerken, beschrijft het andere boek zijn carrière onder de titel Eduard Cuypers Leven & Werk en hoe hij verdween uit onze architectuurgeschiedenis.
‘Verdween’? Een flinke reeks van zijn gebouwen zijn toch tot rijks- of gemeentemonument uitgeroepen? Dat is zeker waar en is een belangrijke kanttekening bij de ondertitel, maar inderdaad: als zelfstandig architect wordt hij nauwelijks (nog) genoemd, tenzij het als neef van de Pierre Cuypers is (hij van het Centraal Station en het Rijksmuseum) of als de man wiens bureau als kraamkamer wordt gezien van de Amsterdamse School. Eduard Cuypers was echter veel meer dan dat.
Ondergetekende werd bij het lezen van de boeken getroffen door de veelheid aan bouwwerken die hij kende, maar geen idee had dat die van Cuypers bleken te zijn, zoals het tegenwoordige MoCo museum aan het Museumplein, de uitzonderlijke 'palazzo' op de Nicolaas Witsenkade 38, het Handelsbladgebouw, Spui 10 (lange tijd Esprit), of de oude gevels van het DeLaMar-theatercomplex. En dat zijn alleen nog maar de Amsterdamse voorbeelden.
Als architect (die overigens ook onder andere serviezen en interieurs ontwierp) typeren enkele eigenschappen Eduard Cuypers. Zo dacht hij met zijn klanten mee (wat hem langdurige relaties opleverde) en zag hij ontwerpen als teamwork. Zijn medewerkers, waarvan meerdere later tot de Amsterdamse School gerekend zouden worden, kregen veel verantwoordelijkheid bij het bureau. Dat deze groep architecten later in delen van Amsterdam ‘slechts’ de voorgevels mocht ontwerpen (i.c.m. standaardplattegrond die door bouwondernemers werden gemaakt om daarmee goedkoper te kunnen werken) is genoegzaam bekend; dat in het boek niet goed duidelijker wordt gemaakt dat dit ook niet hun eerste keuze was en deze stroming veel breder was dan alleen 'gevelarchitectuur', is jammer.
Wat Cuypers als architect ook typeerde was dat hij stilistisch verre van dogmatisch was. Zijn gehele carrière greep hij regelmatig terug naar de klassieke voorbeelden, zoals dat in de 19e eeuw veel werd gedaan. In Nederland vond een groep architecten en schrijvers – met Berlage voorop – dit absoluut niet meer kunnen. Het was ouderwets, niet-rationeel, paste niet in de moderne tijd. Een ieder die dit nog wel deed, werd in felle pennenschriften afgeschreven, of – misschien nog erger – compleet genegeerd.
Het boek geeft een mooi inzicht in de strijd die voor en ver na de eeuwwisseling gestreden werd door de diverse kampen, waarbij het uiteindelijk de geest van Berlage was die overheersend werd in de Nederlandse architectuurgeschiedenis. Cuypers beklaagt zich hier laat in zijn carrière over, evenals over architectuurcritici die zelf nauwelijks bouwen:
'Hij die twee diepzinnige studies heeft gepubliceerd, dan wel één huis of kantoorkubus per jaar bouwt en daarover quasiwetenschappelijk schrijft, voelt zich bouwmeester van rang en aanzien. Hoe kan zo iemand minachtend neerzien op iemand als ik.’ (…) 'De moderne architect-die-niet-bouwt zal Eduard Cuypers die-niet-anders-doet-dan-bouwen een ouderwets bouwmeester noemen, aan wie het nieuwe, volle, vlammende leven onopgemerkt is voorbijgegaan. Zo spreken moderne kunstenaars die alleen maar in hun verbeelding scheppen.’ En zonder Berlages naam in de mond te nemen zei Cuypers: 'De persoonsadoratie in de wereld van de architecten heeft velen misleid'.
Zoals gezegd: dit een fraai uitgevoerde uitgave. Hinderlijk zijn hierin wel de soms willekeurig geplaatste komma’s, die zinnen jammerlijk gekunsteld maken. Het is niettemin een monument voor een architect die een rijk oeuvre heeft achtergelaten én het is een mooie toevoeging aan de Nederlandse architectuurgeschiedenis. Hierbij heeft de auteur bovendien informatie weten te achterhalen van maar liefst 63 medewerkers die ooit bij Cuypers hebben gewerkt. Hier zitten voor liefhebbers van de Amsterdamse School veel bekende namen tussen.
Obbe Norbruis, Eduard Cuypers Leven & Werk (LM Publishers, 2025)
Inijkexemplaar Eduard Cuypers. Leven & Werk en hoe hij verdween uit onze architectuurgeschiedenis
Inkijkexemplaar Eduard Cuypers. Leven & Werk. Gebouwd oeuvre in Nederland